
Toen ik vorig jaar november begon als bestuurder, besloot ik mijn
eerste weken niet achter een bureau door te brengen, maar bij jullie, op de locaties. Van Noord tot Zuidoost, van Weesp tot Westerpark: ik ging mee op huisbezoek, de buurt in, sprak met collega’s en luisterde naar verhalen uit de praktijk. Ik wilde iedereen leren kennen. De mensen, de teams, de sfeer proeven. Die eerste weken bleken niet zomaar een kennismaking, maar de basis van hoe ik wil werken. Nog steeds trek ik wekelijks de wijk in, schuif aan bij overleggen, werk een ochtend mee op locatie of ga met een netwerkcoördinator op pad. De spontane gesprekken die ik daar voer, zijn mij veel waard. Dan hoor ik wat er écht speelt. Dat is voor mij de enige manier om te weten hoe het gaat, met onze organisatie én met de stad.
Mijn binnenstem
Wat ik in dit eerste jaar vooral heb ontdekt, is dat luisteren en voelen net zo belangrijk zijn als besturen en beslissen. Natuurlijk heb ik een bestuurlijke rol, maar ik werk met mijn hart. We hebben kennis en wetenschap die laten zien wat werkt, maar we hebben ook onze eigen stem. En die moeten we serieus nemen.
Ik probeer zelf altijd mijn binnenstem te volgen. Dat klinkt zweverig, maar dat is juist professioneel. Als je voelt wat iets met je doet, kun je beter aansluiten bij de ander. Die houding wil ik ook binnen OKT stimuleren: dat collega’s zichzelf meenemen in hun werk, laten zien wat hen drijft. Dat maakt ons menselijk, maar ook sterk als organisatie.
Ik wil dicht bij de praktijk blijven, want daar gebeurt het. We hebben zulke bevlogen professionals. Mijn taak is om te zorgen dat jullie je werk goed kunnen doen – met ruimte, vertrouwen en veiligheid. Wat in de wijk speelt, moet ook bij ons als managers en directie aankomen. En wat wij besluiten, moet weer terug naar jullie, naar de teams. Alleen samen houden we de verbinding levend.
De kracht van onze verhalen
Wie mij een beetje kent, weet hoe belangrijk verhalen voor mij zijn. Ze laten zien waar het echt om gaat. Ik herinner me een vader die zijn vrouw had verloren en alleen achterbleef met zijn kind en hoe het team een boekje over rouw maakte om hem te helpen. Zó mooi. Dáár gaat het om.
Of collega’s die in gesprek gingen met gezinnen op de Galaxy (asielboot), waar zo’n 300 kinderen verbleven. Ze vertelden me dat de kinderen niet naar buiten konden om te spelen en dat ze op school achterliepen, nog meer dan vluchtelingenkinderen op andere locaties. Zulke verhalen doen iets met mij. Ik heb toen wethouder Moorman uitgenodigd om te komen kijken. Uiteindelijk zijn de kinderen van de boot gehaald. Ze verblijven nu op een andere locatie in de stad, waar ze zelf naar school kunnen lopen, buiten kunnen spelen en – ondanks de nog steeds schrijnende situatie – weer iets meer kind kunnen zijn.
Dat is precies wat ik bedoel: als ik zulke verhalen hoor, kan ik er iets mee doen. Ze raken me, maar ze zetten me ook in beweging. Voor mij zijn dat de menselijke kanten van beleid. Ze laten zien wie we zijn: betrokken, moedig en vol compassie. En ze herinneren me eraan waarom we doen wat we doen.
Samen kom je verder
Diezelfde betrokkenheid neem ik mee naar de vergadertafel bij de gemeente, zoals ik recent heb gedaan voor onze begroting. Daar pleit ik – soms stevig – voor de ruimte die professionals nodig hebben om hun werk goed te doen. Soms schuurt het, en dat mag. We denken mee, maar we doen niet alles. We zijn geen uitvoeringsorganisatie; we zijn een partner.
Ik ben trots op wat we samen met anderen in de stad bereiken. In Weesp-Driemond bijvoorbeeld, waar OKT, JGZ en Buurtteam Amsterdam letterlijk aan één tafel zitten. Ouders hoeven hun verhaal nog maar één keer te doen. Zo simpel, maar zó belangrijk. Dat is waar ik van droom: één voordeur voor gezinnen, één verhaal.
Ook in de toekomst blijven we bouwen aan sterke stedelijke samenwerking, zoals met het scheidingsteam, CPA (Collectief Preventief Aanbod) en met onze partners in de stad. We hebben dit jaar mooie stappen gezet richting de toekomst.
Met trots vooruit
Na een jaar kijk ik met tevredenheid terug. Er is meer rust in de organisatie. Teams zijn op sterkte, het verzuim is gedaald. Dat geeft lucht. Die stabiliteit biedt ook ruimte om vooruit te kijken. Ik vind het belangrijk dat we jullie houvast en richting bieden, maar ook écht luisteren naar wat jullie nodig hebben. Vanuit dat gezamenlijke perspectief werken we nu aan onze meerjarenstrategie. Die ontwikkelen we niet alleen vóór jullie, maar mét jullie – samen met onze partners in de stad, en altijd in het belang van de gezinnen en kinderen voor wie we het doen.
Als ik iets heb geleerd in dit eerste jaar, is het dat groei niet kan zonder lef. Vernieuwing gaat nooit zonder fouten. Ik noem dat briljante mislukkingen. Daar leren we van. Soms moet je de regels even buigen om te doen wat goed is.
Vooruitkijkend hoop ik dat iedereen bij OKT zich vrij voelt om zichzelf te zijn. Dat je weet: fouten maken mag. Dat je voelt dat jouw stem ertoe doet. En dat je trots bent op wat we samen doen.
Want wij zien wat er achter de voordeur gebeurt. We zijn de ogen en oren van Amsterdam, maar we hebben ook een stem. En die laten we horen, ook als dat schuurt. Want bij OKT werken we met hart én hoofd.